De gele narcis van Boo


Narcissus pseudonarcissus var. humilis “Boo”

Deze gele narcis heeft haar oorsprong en haar natuurlijke verspreidingsgebied in Noordwest-Europa. Volgens Flora of Great Britain and Ireland is het oorspronkelijke verspreidingsgebied gelegen op de vochtige graslanden van Wales en Schotland. De wortels van de eerste Hamilton op Boo, veldmaarschalk Hugo Johan Hamilton, lagen oorspronkelijk ook in Schotland.

De narcisfamilie heeft een vijftigtal ondersoorten en een honderdtal varianten, waarvan de gele narcis van Boo er één is. De hele familie is omvangrijk en onoverzichtelijk. De Zweedse soortnaam Boopåsklilja is in de jaren zestig van de vorige eeuw bepaald tijdens onderzoek door botanici van de Universiteit van Stockholm.

Een van de bijzondere eigenschappen van de gele narcis van Boo is dat deze misschien wel de kleinste bloembollen heeft van de gehele soort: slechts vijftien tot twintig millimeter in doorsnede. Een ander kenmerk is dat de bloem een erg lichte krans van kroonblaadjes heeft. De Engelse botanicus Pugsley schrijft in 1933 in een artikel in Royal Horticultural Society (vol.58) dat het (groene) blad slechts zes tot acht millimeter breed is en tien tot vijfentwintig centimeter lang. Hij schrijft ook dat de trompet van de bloem geel van kleur is, en de kroonblaadjes witachtig. Deze beschrijving komt overeen met de gele narcis van Boo. De soort heeft zich in de loop van zijn ontwikkeling aangepast aan de felle competitie met grassoorten en andere gewassen. In vruchtbare gebieden, en zonder deze concurrentie, is er slechts sprake van bladgroei en bloeit de plant niet.

De wilde narcis komt in Zweden ook al geruime tijd voor als cultuurgewas. De soort is zowel spontaan als door kwekers gekruist met andere soorten, maar de gele narcis van Boo is een raszuivere soort. Zelfs spontane kruising is niet waargenomen. Deze narcis plant zich erg langzaam voort. Dat geldt zowel voor de deling van de bloembollen als voor de geslachtelijke voortplanting via zaad. Op laatstgenoemde wijze heeft deze narcis zich kunnen verspreiden in het parkachtige loofbos net buiten de begraafplaats van Boo.

Het is onbekend hoe, wanneer en door wie de gele narcis van Boo hier terecht is gekomen. Het is goed mogelijk dat deze hier al 250 jaar aanwezig is. Dat is plausibel als men ter plekke kijkt naar het verspreidingstempo van de laatste vijftig jaar. Het is uiterst twijfelachtig of deze narcis destijds in de handel verkrijgbaar was. Het is daarom zeer goed mogelijk dat de eerste Hamilton op Boo, veldmaarschalk Hugo Johan Hamilton, deze uit Schotland liet overkomen. Hij had immers Schotse wortels, was de opdrachtgever van de bouw van de kerk, en wilde mogelijkerwijs de narcissen uit het land van zijn voorvaderen zien bloeien bij “zijn” kerk.